HomeHypotheekHypotheken begrippenlijst

Hypotheken begrippenlijst

Als je een huis koopt en daarvoor een nieuwe hypotheek wilt afsluiten, zijn er veel begrippen waar je mee te maken krijgt. Zo krijg je te maken met offerte, hypotheek af, advieskosten en recht van hypotheek. Ook zijn er taxatiekosten, ontbindende voorwaarden en bureau krediet registratie van toepassing. Tijdens de looptijd van je hypotheek moet je hypotheekrente die je betaalt en het vast bedrag dat je maandelijks moet aflossen goed in de gaten houden. Het kan zijn dat je jouw hypotheek wilt oversluiten of deel van de lening wilt terug te betalen voordat de hypotheek volledig is afgelost. In dat geval moet je rekening houden met deel van je hypotheek dat nog openstaat en mogelijk advieskosten voor het afsluiten van een nieuwe lening.

 

Advies- en bemiddelingskosten: Kosten die in rekening worden gebracht door een hypotheekadviseur voor het geven van advies en het bemiddelen bij het afsluiten van een hypotheek. Deze kosten zijn vaak fiscaal aftrekbaar.

Aflossingsvrije hypotheek: Een hypotheek waarbij je alleen rente betaalt en geen aflossing. De volledige hypotheekschuld blijft bestaan tot het einde van de looptijd, waarna je het gehele bedrag in één keer moet terugbetalen.

Annuïteitenhypotheek: Een hypotheekvorm waarbij je maandlasten bestaan uit een vast bedrag dat deels uit rente en deels uit aflossing bestaat. In het begin is het rentedeel groot en de aflossing klein, maar dit verschuift gedurende de looptijd.

Bankgarantie: Een garantie van de bank aan de verkoper dat de koper aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen. Vaak gebruikt bij het kopen van een huis om de waarborgsom te dekken.

Bijleenregeling: Fiscale regeling waarbij de overwaarde van een verkochte woning moet worden gebruikt voor de aankoop van een nieuwe woning. Anders vervalt een deel van de hypotheekrenteaftrek.

Bouwdepot: Een speciale rekening waarop het geld voor verbouwingen wordt gestort. Bedragen uit dit depot worden gebruikt om rekeningen van aannemers en leveranciers te betalen.

Energielabel: Een certificaat dat aangeeft hoe energiezuinig een woning is. Het label varieert van A (zeer energiezuinig) tot G (zeer energie-onzuinig).

Executiewaarde: De geschatte opbrengst van een woning bij gedwongen verkoop. Deze waarde is vaak lager dan de marktwaarde.

Hypotheekrenteaftrek: Een fiscale regeling waarbij de betaalde hypotheekrente kan worden afgetrokken van het belastbaar inkomen, waardoor je minder inkomstenbelasting betaalt.

Nationale Hypotheek Garantie (NHG): Een garantieregeling die het risico voor geldverstrekkers vermindert. Hierdoor kunnen consumenten vaak een lagere hypotheekrente krijgen. Er geldt een maximale grens voor het bedrag dat met NHG kan worden geleend.

Rentemiddeling: Het herberekenen van de hypotheekrente door het gemiddelde te nemen van de oude rente en de huidige marktrente. Dit wordt vaak gedaan om te profiteren van lagere maandlasten.

Taxatierapport: Een rapport van een taxateur waarin de waarde van een woning wordt vastgesteld. Dit rapport is nodig voor het verkrijgen van een hypotheek.

Woningwaarde: De marktwaarde van een woning, bepaald door de locatie, grootte, staat van onderhoud, en andere factoren. Deze waarde wordt vaak vastgesteld door een taxateur.

Eigenwoningforfait: Een fiscale bijtelling op basis van de WOZ-waarde van je woning. Dit bedrag wordt opgeteld bij je inkomen en is bedoeld als belasting over het woongenot van je eigen woning.

Overbruggingskrediet: Een tijdelijke lening die overbrugt tussen de aankoop van een nieuwe woning en de verkoop van de oude woning. Dit krediet helpt bij het financieren van de nieuwe woning voordat de oude is verkocht.

Rentebedenktijd: Een periode waarin de hypotheeknemer kan beslissen over de duur van de nieuwe rentevaste periode zonder dat dit direct gevolgen heeft.

Lineaire hypotheek: Een hypotheekvorm waarbij je elke maand een vast bedrag aflost. Hierdoor nemen je rentelasten en totale maandlasten in de loop van de tijd af.

Krediethypotheek: Een hypotheekvorm waarbij de eigenaar krediet kan opnemen tot een bepaald limiet, vergelijkbaar met een doorlopend krediet.

Starterslening: Een aanvullende lening voor starters op de woningmarkt, bedoeld om het verschil te overbruggen tussen de prijs van de woning en het maximale bedrag dat starters kunnen lenen volgens de reguliere hypotheeknormen.

Rentevaste periode: De periode waarin de rente van een hypotheek vaststaat en niet kan veranderen. Deze periode kan variëren van 1 tot 30 jaar.

Eigenwoningschuld: De hypotheekschuld die is aangegaan voor de aankoop of verbetering van de eigen woning. De rente over deze schuld is fiscaal aftrekbaar.

Rentebestanddeel: Het deel van de maandlasten dat bestaat uit rente. Bij een annuïteitenhypotheek en lineaire hypotheek neemt dit bestanddeel af naarmate er meer wordt afgelost.

Aflossingsbestanddeel: Het deel van de maandlasten dat bestaat uit aflossing van de hoofdsom van de hypotheek.

Herbouwwaarde: De waarde die nodig is om de woning opnieuw te bouwen na bijvoorbeeld brand of een andere calamiteit.

Kosten koper (k.k.): Kosten die de koper moet betalen bij de aanschaf van een woning. Deze kosten omvatten onder andere notariskosten, overdrachtsbelasting en eventuele makelaarskosten.

Vrij op naam (v.o.n.): Aanduiding dat de verkoper de kosten voor de overdracht betaalt. Dit omvat notariskosten en overdrachtsbelasting.

Hypotheekakte: Een officiële akte waarin de hypotheek wordt vastgelegd bij de notaris. Deze akte moet worden ondertekend door de hypotheeknemer en de notaris.

Notaris: Een juridisch deskundige die officieel zaken vastlegt, zoals de overdracht van een woning en de hypotheekakte.

WOZ-waarde: De waarde van een woning zoals vastgesteld door de gemeente voor de Wet waardering onroerende zaken. Deze waarde wordt gebruikt voor belastingdoeleinden.

Verpanding: Het in onderpand geven van een goed, zoals een woning, voor een lening. Dit betekent dat de geldverstrekker het recht heeft op het onderpand als de lening niet wordt terugbetaald.

Restschuld: De schuld die overblijft als de woning wordt verkocht voor een bedrag lager dan de openstaande hypotheek.

Verbouwingshypotheek: Een extra hypotheek die wordt afgesloten voor de financiering van een verbouwing. De rente over deze hypotheek is alleen aftrekbaar als het om een annuïteitenhypotheek of lineaire hypotheek gaat.

Overwaarde: Het verschil tussen de marktwaarde van een woning en de openstaande hypotheekschuld. Deze waarde kan worden gebruikt voor bijvoorbeeld een verbouwing of de aankoop van een nieuwe woning.

Huis onder water: Situatie waarin de hypotheek hoger is dan de marktwaarde van de woning. Dit kan problemen opleveren bij verkoop of het oversluiten van de hypotheek.

Zekerheden: Eigendommen of rechten die dienen als garantie voor de terugbetaling van een lening. Bij een hypotheek is de woning de zekerheid.

NHG-grens: De maximale hypotheek waarvoor de Nationale Hypotheek Garantie kan worden verkregen. Deze grens wordt jaarlijks aangepast.

Hypotheekvormen: Verschillende soorten hypotheken, zoals annuïteitenhypotheek, lineaire hypotheek, aflossingsvrije hypotheek, etc. Elke vorm heeft zijn eigen kenmerken en voor- en nadelen.

Rentevaste periode: De periode waarin de rente van een hypotheek ongewijzigd blijft, variërend van enkele jaren tot de gehele looptijd van de hypotheek.

Notariskosten: Kosten die de notaris in rekening brengt voor het opstellen van officiële documenten zoals de hypotheekakte en de overdracht van de woning.

Hypotheekakte: Officieel document waarin de hypotheekvoorwaarden worden vastgelegd. Het wordt ondertekend door de hypotheeknemer en de notaris en wordt geregistreerd bij het Kadaster.

Boeterente: Rente die betaald moet worden als een hypotheek vervroegd wordt afgelost. Dit is een compensatie voor de geldverstrekker voor misgelopen rente-inkomsten.

Hypotheekofferte: Voorstel van de hypotheekverstrekker met de voorwaarden voor de hypotheek, zoals de rente en de looptijd. Dit document is meestal enkele weken geldig.

Toetsinkomen: Het inkomen dat wordt gebruikt om de maximale hypotheek te berekenen. Dit kan het bruto jaarinkomen zijn, maar bij zelfstandigen wordt vaak gekeken naar het gemiddelde inkomen van de afgelopen jaren.

Spaarhypotheek: Een hypotheekvorm waarbij naast rente ook een premie voor een spaarverzekering wordt betaald. De uitkering van de spaarverzekering wordt gebruikt om de hypotheek aan het einde van de looptijd af te lossen.

Beleggingshypotheek: Een hypotheekvorm waarbij aflossing plaatsvindt via beleggingen. De hoop is dat de waarde van de beleggingen voldoende is om de hypotheek aan het einde van de looptijd af te lossen.

Verduurzamingshypotheek: Een hypotheek bedoeld voor het financieren van energiebesparende maatregelen zoals isolatie, zonnepanelen, en warmtepompen. Vaak zijn hier speciale rentekortingen of subsidies voor beschikbaar.